Vakantie


Het is weer voorbij. Die mooie zomer.
Klinkt wel een beetje triest, maar gek genoeg begin ik bij deze zinnen altijd te neuriën.
Wat hebben we ’t fijn gehad!
Het was ook een prachtige zomer natuurlijk. Het mooie weer was dichtbij, dus hoefden we niet ver te rijden.
Dat deden we dan ook niet. Gewoon lekker rondje Nederland.
Brom wil altijd het mooie weer opzoeken en ik wil liever niet zo ver.
Dat konden we deze zomer in alle vrede en harmonieus combineren.
Ik vind Nederland fantastisch mooi. En lekker dichtbij.
Er zijn zoveel plekken waar ik nog eens heen wil, maar ook veel waarnaar ik nog graag eens terugga.
We gingen uiteraard met onze camper.
We stonden in Giethoorn, Nuis, Mander en Urk.
Ach, zo handig, je zet ‘m neer en je bent klaar. Hup, even de luifel uitdraaien, stoeltjes en tafeltje eronder, en zitten maar.
Dag buurman. Lekker weertje, he?
Het is natuurlijk altijd weer een superverrassing naast wie je staat.
En spannend.
Als ze leuk zijn, is het leuk, maar als ze minder leuk zijn, is het ook leuk.
Ik beleef ook plezier aan nukkige buren. Of kibbelende buren.
Je maakt wat mee.
Ze maken ruzie over zaken waarvan ik denk: waar gaat dit over.
Nee, wij hebben zinnige conflicten. Maar wel graag een beetje stil.
Dat is aan Brom niet zo besteed. Als ’t hem niet aanstaat, moet dat luid en duidelijk.
“Ssstil nou Brom,” sis ik dan met zo’n verbeten grimas, wijzend met m’n duim naar de beide buurtjes.
“Wat nou stil?! Jij begon er toch zeker zelf over!” Hard. Gewoon hard.
Ik krimp dan een beetje in elkaar, trek een nog lelijker gezicht en trommel met mijn wijsvinger op mijn mond. Ssssttt….
“Wat kan mij de búren schelen?!” Nog steeds Hard. Met zelfs een uitschieter.
Kijk, thuis gooi ik er dan ook iets onzinnigs uit.
Tuurlijk. Een weerwoord zit er altijd wel in.
Maar niet hier.
“Wil je nog koffie?” vraag ik dan met m’n allerliefste stemmetje en dito glimlach.
Brom kíjkt me aan….
Zegt niets. Dat niet.
Maar maakt een draaiend handgebaar bij zijn voorhoofd en ik zie hem denken: thuis gaat dit anders.
Hij hoeft ook geen koffie.
Meestal zijn onze koffieuurtjes de gezelligste die er zijn. En steevast op elke camperplaats vraagt Brom mij: en wanneer moet je nou ook al weer werken?
Dan lachen we. Ik hoef niet meer. Simpele humor, maar dat doet ’t altijd goed bij ons.
We lachen ook om onze buurtjes uit Amsterdam.
“Volgend jaar gewoon weer een hotelletje, Truus. Wat een gedoe allemaal. Dat mense dit leuk vinde. Je ken je kont nie keren. En ’s avonds voor we gaan slape, ‘moet je nog iets uit dat kassie meid, straks ken je er niet meer bij hè, als ik dat bed uitklap.’
En leuke mensen aan de andere kant. Uit Terschelling komen ze.
Jantje en Berend. Zij houdt ook van wandelen. Nou ja, ‘ook’, ik eigenlijk niet, maar bewegen is goed. Dus gaan we elke avond met z’n tweetjes lopen. Het hele dorp door. Nuis. Nee, zo groot is het niet, maar we sjouwen er wat af. En kletsen honderduit. Jantje heeft hier haar hele leven gewoond en kent alles en iedereen. En ik ben dol op haar verhalen.
Komen we toch op zo’n wandeltocht Noppert tegen! Andries Noppert!
De keeper van het Nederlands elftal! En oooh, wat wassie goed!
Ja, die woont hier gewoon in de buurt hoor, zegt Jantje nuchter. Ze haalt haar schouders op. Toch niks bijzonders?
Maar ik ben helemaal verrukt en wil met hem op de foto. Hij vindt het prima, wat een leuke vent trouwens, en ik maak een selfie van ons tweeën. Het is een boom van een kerel; ik moet op mijn tenen gaan staan om een redelijk kiekje te schieten.
Maar superblij met de foto! Ik zal ‘m op de familieapp zetten!
We komen enthousiast terug op de camping. Nou ja, ikke dan.
Kijk es jongens! Ik pak de foto en kijk nu pas goed.
Ohhh…. Wat sta ik er hondsbelabberd op.
Vrééslijk.
Niet voor doorsturen geschikt.
Absoluut niet.
Aan mijn bril – die ook nog es scheef staat – zit heel zichtbaar een zwarte tie-wrap, die Brom eraan bevestigde, omdat het pootje van de bril afbrak.
Dat is nog niet eens het ergste. Ik lach breeduit en is er een groot opvallend gapend gat voorin mijn mond te zien van mijn ontbrekende tand…
Een vreeslijk lelijk oud wijf. Met een frisse, supersonisch atletisch jonge sporter ernaast.
Niemand heeft de foto gezien.
Als we thuis zijn, maak ik onmiddellijk een afspraak bij de tandarts.
Recht op het doel af.
Andries gaf mij – zonder het te beseffen – de laatste voorzet.
1-0

Aal.