De kogel door de kerk

Vorige week heb ik op de poli mijn collega’s verteld dat ik ga stoppen met mijn werk.
Het was geen makkelijke beslissing en ik heb er dan ook heel lang over gedaan zover te komen. Jaren eigenlijk. Wikken en wegen.
Als ik stop, lig ik eruit. Geen collega’s meer. Geen dokters. Geen leuke of moeilijke of fijne patienten. Geen verschrikkelijk leuk werk. Geen mooie verhalen of praatjes bij de koffie. Geen ik-hoor-er-nog-bij. Geen er-wordt-op-mij-gewacht gevoel. Geen wat-heb-ik-toch-prachtig-werk. Geen wekker. En ga maar door.
Niet dat dat laatste nou niet ongelooflijk aantrekkelijk is, maar ik noem het er bij, zodat je kan zien dat ik het van alle kanten heb bekeken.
Je kunt mij van veel betichten, maar niet dat ik doortastend ben.

Maar nu nam ik het besluit.
En zei ik het tegen mijn collega’s. Een héél belangrijk moment in mijn leven. Een afscheid. Een onontkoombare mijlpaal, met rondspokend in mijn hoofd rollators, rimpels en geraniums. Of gerania, zoals je wilt.
Ik verwachtte dan ook minimaal dat ze allemaal van hun stoel zouden vallen en/of happend naar adem zouden vragen: hoe moeten we in vredesnaam verder zonder jou?
Niet.
Er werd wel gekeken naar de vakantieperiode of het problemen zou geven met al die afwezigheid van collega’s zonder de inzet van mij.
Bleek prima te doen. Die vakanties.

Brom zit al jaren op mij te wachten. Hij is al 12 jaar met pensioen en wil graag grote reizen maken. En Aal, we worden er niet smeuiger en jonger op. Nee.
Wij hebben al jaren een campertje en al diverse prachtige rondreisjes gemaakt. Ik zeg campertje, want het is een piepklein ding. We kunnen er alleen in rijden en slapen. We kunnen er niet in lopen en rechtop staan kan ook niet. Er is al met al amper een vierkante meter loze ruimte in het campertje. Het is een soort bestelwagentje met voorin 2 stoelen en achterin een bed.
Er zit wel een wasbakje in én een gaspitje, dat moet wel, anders mag het geen camper heten.
Brom wilde nog z’n best doen om er meerdere gaspitjes in te maken, maar daar had ik weinig schik in. Dan moet ik gebukt over de pannetjes ons maaltje bereiden, zei ik. Geen doen. En ik heb ook nog eens vakantie…

Maar nu hebben we sinds twee weken een echte grotemensencamper! Met een zithoek, een groot bed, douche, wc, keukentje (met drie pitjes) en draaibare voorstoelen. (Bedankt mam!)
Brom vond een beetje meer luxe voor een grote rondreis echt geen weelde. Maar ik was erg gehecht aan ons kleine campertje. Ik vond het geweldig, avontuurlijk en knus. We reden met gemak door alle kleine straatjes en bochtjes. En ook met boodschappen doen pasten we gewoon in het parkeervak. Op elke camping die we aandeden waren we met stip de allerkleinste en de mensen kwamen kijken hoe we ons daarin konden bewegen. Maar dat konden we dus niet.

We zijn het eens geworden. Er staat nu een prachtige mooie grote camper naast ons huis. Brom is druk bezig met het poetsen ervan.
Ze glimmen allebei.
De andere is te koop. Mocht je door het aanprijzende enthousiasme belangstelling hebben, dan meld je je maar.

En ik besef maar eens weer hoeveel moeite ik heb met afscheid nemen. Zowel van mijn werk als van ons campertje. Als je het leuk en goed hebt is het moeilijk er een punt achter te zetten. Heel moeilijk.
Voor mij althans.
Maar volgens Brom moet ik mijn focus richten, niet op wat ik verlies, maar wat ik nog heb. En och, wat is dat veel. Ons 17e kleinkind onderweg, iedereen en alles gezond, liefde, mooie plannen en zeeen van tijd.
Geen wekker.
En ook niet bang om in een gat te vallen.

Aal